De warmte van de zon is slecht te verdragen. Ik ben blij dat de klokken luiden, zodat ik me naar de koele kerk mag begeven. Snel laat ik het tuingereedschap uit mijn handen vallen. Voorheen had ik geen last van zon of kriebelende kleding. Mijn lichaam geeft aan dat het ongemak ervaart. Iets wat ik uit eerdere periodes uit mijn leven herken. Het geeft aan dat het tijd is voor verandering.
Ik loop rustig naar de kerk en sluit daar aan bij de andere monniken. Dit klooster, mijn veilige plek, de zusters waarmee ik woon … ik voel dat het tijd is voor iets anders. Maar ik had mijn leven gegeven aan God, ik werd monnik om te dienen. En toch lijkt het er nu op dat God wat anders voor mij bedacht heeft.
Als vanzelf speel ik op het clavecimbel tijdens de dienst. Mijn hoofd is er niet helemaal bij. Dat gebeurt niet vaak. Normaal gesproken ga ik helemaal op in de dienst. We zingen en bidden, maken muziek, alles volgens eenzelfde ritme. Elke dag weer ben ik in het moment, maar nu gaan mijn gedachten naar Parijs.
De stad waar ik altijd naar toe ga als ik grote beslissingen neem in mijn leven. Ik loop dan rond, drink hier en daar wat koffie, slaap in een hotel en voel wat er nu nodig is in mijn leven. Ik was daar voor mijn trouwen, voordat wij kinderen kregen en voordat ik in het klooster intrad. In gedachten loop ik weer langs de Seine en denk terug aan de zomer van 69.
Die zomer met mijn ouders in Parijs, waar mijn portret werd getekend op Place du Tetre. Een jonge studente, die iets met kunst studeerde aan het Sorbonne en zelf zeer getalenteerd was. Het portret hing tot de dood van moeder in haar woonkamer en hangt nu bij de oudste dochter in huis. De dochter die het het moeilijkst vond van alle kinderen dat ik naar het klooster vertrok om daar mijn leven voort te zetten. Liliane d’Arly, inmiddels bekend kunstenares, die een teruggetrokken leven leidt. Tegenwoordig kun je alles op Google opzoeken. Lange tijd heb ik niets geweten van haar. Na het tekenen van het portret, spraken ze af. Ze dronken koffie en aten broodjes samen. Drie dagen lang nam Liliane mij mee door heel Parijs en zette me ’s avonds weer af bij het hotel. Het was heerlijk. We slenterden al pratend door straten, we gingen naar vrienden van Liliane, we dronken wijn en het werd nooit teveel. Tot ik weg moest. De laatste uren was Liliane stil en ze streelde mijn schouders bij het afscheid. Een snelle kus op mijn wang en daar ging ze. Met snelle passen het hotel uit. Vele malen heb ik nog gemeend haar te zien. Dan zag ik donkere zwarte krullen dansen, maar dat bleek altijd iemand anders te zijn. De dag dat ik wegging en we de sleutels inleverden bij de receptie, lag daar een brief voor mij. Op de voorkant in sierlijke letters mijn naam, Simone, het puntje op de i leek een hartje. Met eronder: openen als je er klaar voor bent. Op de achterkant met kleine letters Liliane.
Misschien is het tijd om de brief te openen. Eenenvijftig jaar heb ik die brief ongeopend gelaten. Niet wetend of ik er al klaar voor was. Ik heb hem zorgvuldig bewaard en nooit iemand iets vertelt. Het was fijn om een geheim te hebben dat alleen ik ken.
Opeens kom ik tot de ontdekking dat de dienst klaar is en iedereen de kerk verlaat. Ik loop mee en als we even later aan de lunch zitten, vraagt zuster Cecilia ‘waar was jij met je gedachten?’. Ze hebben het blijkbaar gemerkt. Niet zo gek in zo’n kleine gemeenschap waar wij elkaar al jaren door en door kennen. Ik neem het woord, niet wetende wat ik ga zeggen.
‘Lieve zusters
Zeventien jaar geleden in 2003 ben ik hier op bezoek gekomen en hetzelfde jaar werd ik monnik in dit klooster. In het jaar voorafgaand aan mijn beslissing voelde ik aan alles dat het tijd was voor verandering. Voornamelijk omdat mijn lichaam allerlei ongemakken vertoonde en het mij iets werd verteld via mijn lijf. Afgelopen maanden voel ik eenzelfde onrust. Ik heb last van ongemakken, die gemakkelijk aan ouderdom kunnen worden toegeschreven, maar ik weet beter.
Ik voel dat er iets moet veranderen, maar ik weet niet wat er gaat veranderen. Aangezien ik altijd naar mijn gevoel heb geluisterd is het voor mij niet gepast om nu te kiezen voor de veiligheid van het klooster. Het is natuurlijk heel veilig om te blijven en hier oud te worden en te sterven. Ik weet dat ik verzorgd zal worden. Ik wil, als ik blijf, elke dag achter mijn keuze staan en blij zijn met mijn leven.
Ik heb geen idee wat er gaat veranderen. Misschien vertrek ik, om weer buiten deze muren te leven. Misschien is het een voorbode van ziekte of de dood. Misschien blijf ik en komt er een verandering in mijn dagelijkse taken. Maar voor nu vraag ik om twee weken vakantie. Ik wil naar Parijs. De stad waar ik altijd naar toe ging als ik voor grote veranderingen in mijn leven stond. Daar is het waar ik mijn boodschappen het best door krijg.’
De vrouwen kijken mij zwijgend aan. Ze hebben het niet zien aankomen. Ik ben er niet heel open over geweest, terwijl ik dat over andere dingen wel ben. Cecile is de eerste die antwoordt: ‘Dan moet je gaan. Zo snel mogelijk. Ga uitzoeken wat je nog wilt met de rest van je leven. Als je kiest om dat toch verder met ons te leven, dan weet je dat in ieder geval zeker. God dienen kun je altijd en overal.’ Ze kijkt me zo lief aan, dat ik er tranen van in mijn ogen krijg.
Iedereen is het er over eens. Zo snel mogelijk naar Parijs. Mijn taken voor die dag worden overgenomen, zodat ik het kan regelen. Het gaat zo snel, dit had ik niet verwacht toen ik vanochtend opstond.
Ik loop naar mijn kamer en open de kast. Op de bovenste plank staat een schoenendoos. Het is een doos beplakt met mooi papier, die mijn kinderen hadden volgestopt met foto’s. Ik heb de brief erbij gedaan. Ik pak de doos uit de kast en zoek de brief. Ik voel dat mijn hart sneller klopt. Wat raar, hoe kan ik na al die jaren nog gespannen raken van een brief? Eerst even plassen, dat stelt het moment nog iets uit. Teruggekomen pak ik de brief nogmaals in mijn handen. Nu dan. Nu gaat hij open. Met een schaartje scheur ik netjes de bovenkant open. Het is gek om dit na 51 jaar te openen.
Mijn hart klopt nu als een bezetene.
“Lieve Simone
De dagen met jou waren een Godsgeschenk. Nog nooit heb ik me zo intens gelukkig gevoeld. Dat heeft alles met jouw aanwezigheid te maken. Ik zou jou graag langer in mijn leven hebben, maar je moet vertrekken naar Nederland. Naar je eigen leven. Het is gek om na drie dagen te zeggen, maar ik zeg het toch. Ik hou van jou. Jij bent de mooiste, liefste en leukste die ik ooit ben tegengekomen.
Als je na het lezen van deze brief bereid bent om mij weer te zien, dan zal ik er zijn. Volgend jaar op 1 augustus om 1 uur ’s middags, zal ik bij de fontein voor het Sorbonne wachten op jou. Als je niet komt, dan zal ik er het jaar daarna weer zijn. Ik wacht op jou, want ik weet dat je een keer zult komen. Dit is groter dan wij.
Kus, Liliane.”
Tranen stromen over mijn wangen. Waarom heb ik de brief niet meteen geopend? Zou ik dan gegaan zijn? Nee, dat zou veel te eng zijn. Zou ze het gedaan hebben, een jaar later? En nog een jaar later?
Mijn gedachten zijn bij de kleine vrouw met de donkere krullen en de blauwe ogen. Lachende ogen.
Het is tijd om mijn reis te boeken. Het is 26 juli. Ze zou toch niet…..? Nee, niemand gaat ruim 50 jaar wachten op iemand. Ze zou wel gek zijn. Er bekruipt me nu zelfs een schuldgevoel, maar dat schud ik snel van mij af.
Toch wil ik, gewoon omdat ik daar plezier om heb, voor de 1e augustus in Parijs zijn. Ik heb nog vijf dagen.
Binnen drie dagen ben ik klaar. Alles is gepakt, morgen vertrek ik met de Thalys. Ik voel me zo opgewonden als een kind dat voor het eerst op schoolreisje gaat. Mijn middelste dochter haalt mij op en neemt mij mee naar wat winkels. Ze wil dat ik leukere kleren draag. Dat wat ik nu heb is al eeuwenoud, volgens haar. Ik houd niet van kleding passen, maar dit uitje met haar maakt mij vrolijk en ik geniet van elk moment. Met twee nieuwe broeken, een trui, t-shirts en wat bloeses, lopen wij de winkel uit. Ik heb een grotere tas nodig, maar zelfs daar heeft ze aan gedacht. Ze heeft een opvallende rolkoffer met roze flamingo’s erop voor me gekocht. Daar gaat alles in, samen met de spullen die ik in mijn tas had. De oude kleren mag ik niet meenemen. Alleen de joggingbroek, als ik beloof om die alleen op mijn hotelkamer te dragen. ‘Veel plezier mam. Wat goed dat je dit doet!’ Ik twijfel even om haar te vertellen over de brief, maar ik vind dat ik dat dan aan alle drie mijn kinderen moet vertellen, niet aan één. En wat moeten ze met die informatie?
In de Thalys aangekomen, neem ik plaats. Ik geniet van de reis, het steeds veranderende landschap. De uren gaan als in een flits voorbij. Eenmaal aangekomen, is het even zoeken naar de juiste metro, maar gelukkig zijn ze op het station heel behulpzaam.
Het hotel is eenvoudig, maar het is luxer dan ik gewend ben. Er staat een bad op pootjes en er staat badschuim. Als het vol is, laat ik mijn vermoeide lichaam in het warme water zakken en weer komen de tranen. Tranen van geluk, van opluchting. Alle pijntjes lijken op slag te verdwijnen. Ik slaap als een baby. Nou ja, zoals de meeste baby’s. Die van mij waren vroeger vooral wakker. Dat hebben ze in de pubertijd weer helemaal ingehaald. En nu lijk ik op die pubers. Ik slaap tot de volgende dag 11 uur. Het ontbijtbuffet van het hotel is al opgeruimd, dus ik ga de stad in voor een brunch.
Ik denk na over morgen, 1 augustus. Ik besluit om naar het Sorbonne te gaan en bij de fontein bloemen neer te leggen. Als afsluiting van mijn geheim. De liefde die niet tot bloei kwam. Voor Liliane die daar een of twee keer tevergeefs op mij gewacht heeft. Zou ze daar echt hebben gezeten en hoe zou ze zich gevoeld hebben toen ik niet kwam? Morgen zal ik haar en haar lieve brief eren.
Ik loop over Pont des Arts en kijk over de Seine. Ik praat met God. Wat is de bedoeling? Hoe gaat het laatste stuk van mijn leven eruit zien? Het antwoord dat ik krijg is altijd hetzelfde. Wacht maar af. Je zult het weten als het tijd is. Dan valt mijn oog op een slotje. Een beetje groter dan de anderen en met roze verf of nagellak staat er S&L. Ja hoor, dat heb ik weer! Mijn hoofd is veel te veel bezig met Liliane. Ik spreek mijzelf streng toe. ‘Haal je geen dingen in je hoofd.’ Om meteen daarna te bedenken dat ze in Parijs woont en dat het toch mogelijk moet zijn om erachter te komen waar zij woont.
En dan? Aanbellen? Hallo, ken je me nog? Ik ben Simone van 51 jaar geleden. Ik krijg de slappe lach in mijn eentje en de mensen om mij heen lopen iets wijder om mij heen.
Die avond zoek ik de beste route naar het Sorbonne. Ik google ook naar Liliane, maar er is bijna geen info over haar te vinden. Ook geen recente foto’s. Ik ben blij dat hij bijna morgen is, zodat ik het los kan laten, want mijn geest is veel te veel bezig met haar en dus het verleden. Jarenlang heb ik heel goed in het nu kunnen leven en nu opeens gaan mijn gedachten steeds weer naar die brief. Ik ga bidden en vraag om richting. Ik geef mij over. En ik val weer in diepe slaap.
De volgende ochtend ben ik wel op tijd wakker. Ontbijt in de ontbijtzaal met vieze Franse koffie. Ik blijf wat hangen in het hotel. Lees een Franse krant en ik kom tot de ontdekking dat ik de Franse taal nog niet verleerd ben. Dan ga ik op mijn kleine balkon zitten en kijk naar het verkeer. Ik maak een lijstje van de plekken die ik wil bezoeken en ik bel met mijn dochters. De twee oudsten zijn bij elkaar op bezoek, dus dat is twee vliegen in één klap. De jongste woont in Nieuw Zeeland met haar gezin en die spreek ik veel minder vaak. Ze geeft mij onbewust de schuld van haar vaders dood, een jaar nadat ik het klooster in ging. Dus de contacten zijn tot een minimum beperkt. Wij gingen trouwens heel goed uit elkaar en mijn ex-man en ik waren vrienden tot het eind. Met beide dochters aan de telefoon kan ik het niet meer voor mij houden. Ik vertel ze over de ontmoeting ooit met Liliane en de brief. Ze hebben veel vragen. Was ik verliefd? Nee, ja, ik weet het niet. Ik voelde me toen de hele tijd in staat van verliefdheid op het leven zelf. Heeft Liliane niets uitgesproken toen jullie samen waren? Nee, niet dat ik me herinner. Dacht je vaak aan haar in al die jaren? Nee, af en toe, als ik de brief zag.
Vol verbazing en een beetje giechelig hangen ze op. Bij mij voelt het of er een gewicht van mijn nek af is. Blijkbaar heeft het stilzwijgen toch als last gevoeld, maar zo geleidelijk, dat mijn lijf aan het gewicht gewend is geraakt. Dan is het tijd om te gaan. Te voet, want het is niet langer dan een half uurtje lopen. Daar voor de hoofdingang zijn fonteinen met randen waar je even op kunt zitten. Het is tien voor één. Ik wacht nog even. In mijn hand een klein bosje witte rozen, met een kaartje eraan: voor Liliane, omdat je hier op mij wachtte. Ik ben nerveus en leg de bloemen vast naast mij. Dan hoef ik zo alleen nog weg te lopen. Ik vind wel dat ik tot één uur moet wachten. Gewoon als symbool.
Aan de overkant zit een jong stel te zoenen. En een jonge man met een kinderwagen. Ik kijk op mijn horloge. Het is warm en mijn hart gaat weer tekeer. Het is één uur. Naast mij zet iemand iets op de rand. Twee glazen en een flesje champagne. Ik kijk naar de glazen. Die verwacht iemand, tijd om te gaan. Ik sta op en hoor: ‘Simone?’ De vrouw die de glaasjes neerzette staat daar. Klein, elegant en een bos grijze krullen. Ik kijk recht in haar blauwe pretogen. Dan volgt een omhelzing die niet lijkt te stoppen. Tranen vloeien weer uit mijn ogen en ik kan bijna geen woorden vinden. Mijn Frans is verdwenen, maar al snel vind ik weer woorden. ‘Heb je hier al die jaren?…’
‘Ja.’
‘Met champagne?’
‘Nee, dat niet, met dankbaarheid. Ik wist dat het goed met je ging.’
‘Hoe kon je het weten?’
‘Ik voelde het, net als dat ik vandaag wist dat je er zou zijn.’
Weer houden we elkaar vast en weet ik dat ik nu echt thuis ben. Ik kan alleen maar glimlachen.
Ook als we naar haar huis lopen. Ze woont om de hoek van het hotel. Ik kan alleen maar glimlachen.
Ik ben thuis.